Bomen planten, lijkt enorm eenvoudig, maar toch zijn er enkele basisregels waaraan je je moet houden voor een optimaal resultaat.
Bomen planten, lijkt enorm eenvoudig, maar toch zijn er enkele basisregels waaraan je je moet houden voor een optimaal resultaat.
De beste plantperiode is de lente of de vroege herfst. Belangrijk zijn gematigde temperaturen en zachte regenval. Containerplanten steek je best na april in de grond.
Bij felle droogte moet je de bomen dagelijks van voldoende water voorzien.
Een gouden regel is dat een plantgat nooit breed genoeg kan zijn. Anders ontwikkelen de wortels zich niet voldoende. Het gat zou driemaal zo breed moeten zijn als de kluit.
Let op dat je put niet te diep is. De wortels krijgen dan onvoldoende zuurstof. Zet de boom even diep als op zijn originele plaats. Je merkt dit aan de wortelkluit.
Haal stenen en ander puin uit het gat. Ook alles wat verteert, verwijder je uit het gat. Anders gaat het schimmelen, wat nefast is voor de wortels. De bodem van het plantgat moet voldoende los zijn, zodat de verankeringswortels zijn gangetje kan gaan.
Let erop dat je bij het uitgraven de grond niet door elkaar gooit. Houd graszoden, zwarte grond en eventuele gele zand of kiezel allemaal op op een aparte hoop bij.
Verwijder het eventuele kluitdoek voor je de boom in het gat zet. Dit doek dient om de wortels te beschermen tijdens het vervoer.
Vul de put lichtjes op met teelaarde. In de winkel kan je hiervoor speciale mengsels kopen. Let erop dat je nog net de wortels ziet.
Zorg dat het bovenste deel van de wortels een beetje boven de grond uitsteekt. De grond en de boom gaan sowieso nog een beetje zakken.
Schud zachtjes met de boom als je er aarde op doet om te vermijden dat er luchtzakken ontstaan. Anders bestaat het gevaar op verrotting.
Nog een aandachtspunt is dat de boom recht staat. Een scheef geplante boom rechttrekken als het gat gevuld is, is onbegonnen werk.
Als de boom goed stevig geplant is, heb je geen boompaal nodig. In het andere geval zet je de paal er nu naast. Haal de paal na één jaar weg als de boom hechtingswortels heeft kunnen maken. Als je hem langer laat staan, bestaat de kans dat je de paal niet meer weg krijgt.
De paal zet je aan de kant waar de wind (westkant) het meeste schade kan veroorzaken of langs de kant waar auto’s het dichtst passeren.
Als je maar één paal zet, gebruik dan een zinken boomband om de paal met de boom te verbinden. Een rubberen boomband durft af te zakken doordat de boom nogal veel beweegt bij windstoten.
Soms zie je ook een boom omringd met twee of drie palen. Dit is vooral het geval bij bomen met een grote kluit. Hier kan je wel werken met rubberen riemen omdat deze nu niet kunnen afzakken.
Doe eerst de zwarte grond op de wortels en dan pas de gele grond. Zo voorkom je dat de wortels naar boven groeien. Trap de grond goed aan.
Maak een walletje rond de boom. Als je de boom water geeft, wordt het water zo mooi verdeeld. Geef voldoende water zodat de kluit goed vochtig is.