Hoe leg ik een tegelvloer?

Meet eerst en vooral de ruimte die je gaat bevloeren op. Bereken aan de hand van de vloeroppervlakte en de afmetingen van de tegels hoeveel tegels je nodig hebt. Laat je hierbij eventueel adviseren en houd rekening met de vrije hoogte vanaf de chape.

Controleer of alle muren haaks zijn: teken op de ene muur 80 cm af en op de aanliggende muur 60 cm, wel op gelijke hoogte. Is de diagonale afstand tussen beide punten precies 100 cm, dan zijn de muren haaks. Zijn de muren niet haaks en gaat de hoek bijvoorbeeld wat open (+ 90°), dan kan je daarop anticiperen door de eerste tegel in te korten en de volgende tegelrijen iets langer te maken.

Zorg voor een vlakke ondergrond en gebruik indien nodig een egalisatieproduct. Behandel de zuivere en droge chape dan met een primer of hechtemulsie. Die kan je gewoon aanbrengen met een verfroller (denk aan de droogtijd).

Om te vermijden dat je op het einde van de eerste rij een smal stukje tegel moet plaatsen, leg je eerst een rij tegels uit. Is de overschot op het einde te weinig, dan kort je ook de eerste tegel van de rij in. Voor het inkorten gebruik je een manuele of elektrische tegelsnijder.

Maak nu de tegellijm aan en plaats een spankoord (met spijkers in de ondergrond) of stel de laserwaterpas in waar de eerste tegelrij moet komen. Smeer het te betegelen oppervlak in met de tegellijm. Gebruik hiervoor een brede lijmkam en smeer niet meer lijm dan nodig voor de eerste rij.

Druk nu de eerste rij tegels vast op de lijm. Gebruik tegelkruisjes (of een ander hulpmiddel) om telkens dezelfde afstand tussen de tegels te bewaren. Bij grote tegels, breng je op de tegels zelf ook een laagje lijm aan. Zo ben je zeker van voldoende lijmdikte en heb je nog wat speling om de tegels goed te positioneren.

Plaats de volgende rijen tegels in het verlengde van de eerste rij. Je kan de spankoord of de laserwaterpas verschuiven, maar nog handiger nu is een paslat om de tegels tegenaan te laten sluiten. Zorg ervoor dat je telkens dezelfde afstand tussen de tegels aanhoudt.

Met een rubberhamer kan je tegels op de juiste plaats tikken. Zorg er wel voor dat je de tegels niet breekt. Zijn enkele tikken niet voldoende, dan neem je de tegel best weg: mogelijk is er een oneffenheid of heb je te veel tegellijm gebruikt.

Als alle tegels zijn geplaatst en de lijm gedroogd is, mag je plinten tegen de wanden bevestigen. Hiervoor gebruik je montagelijm.

Maak nu voegmiddel aan en giet het uit over de tegelvloer. Strijk het voegmiddel met een vloertrekker in de voegen. Wacht tot de voegen halfdroog zijn en verwijder overtollig voegsel met een vochtige spons.

Reinig opnieuw als de voegen helemaal zijn uitgehard. Hardnekkige resten kan je verwijderen met een speciale cementsluierverwijderaar.