Cellenbetonblokken zijn zeer geschikt om een scheidingswand mee te vervaardigen. De blokken zijn licht, thermisch isolerend en handig te verwerken. Bovendien kan je cellenbetonblokken niet alleen aan elkaar metselen, maar ook verlijmen.
Zorg voor een propere ondergrond. Veeg daarom het stof en vuil eerst weg. Als de scheidingswand aansluit op een muur, controleer dan of de hoek tussen muur en vloer precies 90° is. Werk eventuele verschillen weg.
Gebruik de houten latten als profielen om de scheidingswand tegen te bouwen. Schroef beide latten waterpas en loodrecht ten opzichte van elkaar tegen de muren waartussen de scheidingswand komt.
Door een metselkoord tussen de profielen te spannen geef je duidelijk de te volgen lijn aan eens je de cellenbetonblokken met elkaar gaat verlijmen. Markeer de hoogte voor de eerste laag cellenbetonblokken op de profielen. Gebruik een zelfnivellerende laser of een pasdarm om de hoogtes op beide profielen perfect waterpas af te tekenen en span een metselkoord tussen de profielen.Bekijk dan hoe je de meterpas bepaalt.
Op een ongelijke ondergrond kan je de eerste blokkenlaag in een dik mortelbed aanbrengen om de oneffenheden op te vangen.
Plaats de eerste rij cellenbetonblokken in de mortelspecie gelijk met het metselkoord. Volg nauwkeurig het gespannen metselkoord, maar vergeet ook niet te controleren of de blokken in de breedterichting waterpas liggen.
Cellenblokken die voorzien zijn van tand en groef hoef je niet verticaal met elkaar te verlijmen. Met een rubberhamer kan je de blokken op hun plaats tikken zodat ze goed op elkaar aansluiten. Moet je op het einde een blok op maat zagen, meet dan goed af hoe lang die mag zijn. Als je met tand en groefblokken werkt, zorg dan dat je de juiste kant op maat zaagt.
Heb je de eerste laag in een mortelbed gelegd, wacht dan minstens een dag, zodat de mortel helemaal is uitgehard.
Span het metselkoord net iets hoger dan de hoogte van de volgende rij cellenbetonblokken. Veeg stof en vuil van de cellenbetonblokken. Restjes vuil kunnen immers voor problemen zorgen, want de lijmlaag is zo dun, dat zelfs de minste afwijkingen al vlug zichtbaar worden.
Breng cellenbetonlijm met een truweel aan op de eerste rij blokken. Gebruik een lijmkam om de cellenbetonlijm gelijkmatig te verdelen.
Begin de tweede rij met een halve cellenbetonblok. Zo vermijd je dat de voegen boven elkaar liggen. De stenen moeten altijd verspringen. Dit halfsteensverband zorgt er namelijk voor dat jouw scheidingsmuur sterk en stabiel is. Plaats de blokken in de lijm en klop steeds aan met een rubberen hamer.
Een scheidingsmuur die je tegen een bestaande muur aanbouwt, moet je verankeren. Daarvoor gebruik je in dit geval best een veeranker waarmee je de cellenbetonblokken om de twee lagen met de vaste muur verbindt. Bevestig het veeranker met een verzinkte nagel aan de eerste cellenbetonblok (het overgebleven stuk dat je bij het plaatsen van de vorige rij hebt afgezaagd) en aan de muur met schroef en plug.
Bouw de rest van de scheidingsmuur verder op zoals de eerste twee lagen. Blijf ook elke tweede laag met de vaste muur verankeren met behulp van een veeranker. Als je tot aan het plafond doorwerkt, kan het zijn dat je de cellenbetonblokken van de laatste rij in de lengte moet doorzagen om goed tegen het plafond aan te sluiten.
Blijft er uiteindelijk nog een beperkte voeg over (tot 3 à 4 cm), dan kan je die dichten met PU-schuim. Breng het schuim zuinig aan, want het zet nog behoorlijk uit (raadpleeg verpakking voor duidelijke aanwijzingen). De kopse kant van de scheidingsmuur vlak je af met een blokkenrasp.